Door Jeroen Bootsman - 3,5 miljoen verkochte boeken en maar liefst 32 herdrukken van het eerste deel van de reeks. De Olijke Tweeling mag met recht één van de succesvolste boekenseries voor de jeugd in het Nederlandse taalgebied genoemd worden. Schrijfster Arja Peters (pseudoniem van Chinny van Erven) liet het eerste deel in 1958 het levenslicht zien en er zouden er nog 25 volgen. Daarmee bewees Peters zich als een Nederlands equivalent van de Engelse veelschrijfster Enid Blyton.

De tekst gaat onder de afbeelding verder.

Arja Peters en de Olijke Tweeling

De naam van Arja Peters (1925-1996) wordt altijd geassocieerd met De Olijke Tweeling, maar ze heeft een veel omvangrijker oeuvre op haar naam staan. Zoals haar debuut Herthe, dat ze op twintigjarige leeftijd op een geleende typemachine schreef. Haar uitgever adviseerde haar om boeken voor wat oudere meisjes te schrijven. Het resultaat was onder meer de vijfdelige Vickey-serie, bestemd voor meisjes van tien tot veertien jaar. Maar het was De Olijke Tweeling die haar onsterfelijk maakte.

Arja Peters overleed in 1996, maar De Olijke Tweeling is nog steeds springlevend. Er verschijnen regelmatig nieuwe boeken, geschreven door Marion van de Coolwijk. De oorspronkelijke reeks van 26 delen is inmiddels verrijkt met acht nieuwe verhalen. Aan die aanwas komt wat de uitgeverij betreft nooit een einde, dus het zal voor de medewerkers van uitgeverij De Eekhoorn wellicht een aardige oudedagsvoorziening inhouden. De oorspronkelijke boeken van Arja Peters zijn inmiddels allemaal in een hedendaagse hertaling verschenen. Lezers die de wat ouderwets aandoende, maar charmant aandoende versies van weleer kennen, zullen hier toch de voorkeur aan geven.

Marion van de Coolwijk en de Olijke Tweeling

Alle belangrijke (bijrol)spelers figureren nog steeds, zoals oom Niek en oom Bob en tante Suus en tante Kitty, hond Spikkel en poes Bengeltje en meester De Lange. Ook klasgenoten zoals de verwende, op een kasteel wonende, Jolanda en boerendochter Gerrie (oorspronkelijk getooid met de wat vooroordeelbevestigend klinkende naam Gertie) doen nog steeds mee. Toch zal bij de oudere generatie het jeugdsentiment beklijven van een tijdperk waarin nog sprake was van een bevelshuishouding.

De Olijke Tweeling Gaat Verhuizen

Neem nou bijvoorbeeld vader John Bongers, die in De Olijke Tweeling Gaat Verhuizen tegen een tegen de voorgenomen verhuizing van Driehuizen naar Hoefsloot protesterende Ellis en Thelma bruusk opmerkt dat hij de baas is in huis en bepaalt wat er gebeurt, versus de tegenwoordig waarschijnlijk voor een watje doorgaande stiefmoeder Betty, die maar niet echt boos kan worden op haar 'meiskes', hoe stom en dom en hardleers ze zich vaak ook gedragen. De hertaalde verhalen ademen nu meer de sfeer van een onderhandelingshuishouding, op de (omslag)illustraties ogen Ellis en Thelma als pubermeisjes van nu, die niet ver meer van hun eerste Breezertje verwijderd zijn. Toch wordt het gebruik van computers en mobiele telefoons in de serie zorgvuldig vermeden.

Evengoed heeft De Olijke Tweeling een tijdloos karakter; de gebeurtenissen zijn nauwelijks aan een tijdvak op te hangen. Ellis en Thelma en hun jongere tweelingbroertjes Lex en Leo (door hun zussen Loe-Loe gedoopt) willen maar niet ouder worden en hun belevenissen worden al generaties lang gelezen door oma's, moeders, dochters en kleindochters.

Het verraadt een puberale ontwikkeling van meisje naar vrouw

Toch valt er in de nieuwste delen een lichte karakterontwikkeling te bespeuren. Het ondoordacht en onvoorzichtig handelen, wat de tweeling vaak in zeven sloten tegelijk doet belanden en waaraan Arja Peters haar verhalen voornamelijk ophing, maakt toch subtiel plaats voor iets meer bedachtzaamheid. Het verraadt een puberale ontwikkeling van meisje naar vrouw en niet voor niets wordt de tweeling na 48 jaar voor de allereerste keer verliefd.

De tekst gaat onder de afbeelding verder.

Onweerstaanbare lectuur

De Olijke Tweeling is geen jeugdliteratuur, maar is zoals zoveel lectuur onweerstaanbaar leuk om te lezen. Hoewel ik niet tot de geslachtelijke doelgroep hoor, verslond ik ze als kind en was stinkend jaloers op menig klasgenote, die de reeks compleet in de boekenkast had staan. Inmiddels zijn we bijna drie decennia verder is daar nog geen verandering in gekomen. Tot ergernis en afschuw van mijn moeder investeerde ik ooit een gulden bij de bibliotheek in Hendrik-Ido-Ambacht, toen nog gevestigd aan de P.C. Hooftsingel, om het allereerste deel - het enige dat ik nog niet gelezen had en continu was uitgeleend - te reserveren. Volgens mijn moeder veel te veel geld voor zo'n flutboek. Maar toen de verlossende mededeling van de bibliothecaresse kwam, was ik zielsgelukkig. Niet voor niets heb ik de avonturen van de 'meiskes' met het gouden hart nu ook compleet. Ik ben één van die idioten die uitgeverij De Eekhoorn ertoe beweegt om de tweeling onverdroten te blijven exploiteren, want ik schaf elk nieuw boek onvoorwaardelijk aan.